Cornelis Vreedenburgh was grotendeels autodidact. Aanvankelijk werkte hij als huisschilder en tekende en schilderde in zijn vrije tijd, totdat hij zich 1904 door een koninklijke subsidie geheel aan de schilderkunst kon wijden. Veel had hij aan de adviezen van W.B. Tholen, die hem vaak op zijn boot meenam over de Kaag en de Loosdrechtse plassen. De weide- en watertaferelen die Vreedenburgh schilderde waren direct zeer geliefd door hun sterke kleuren en de treffende manier waarop hij het licht en de atmosfeer van het Hollandse landschap kon weergeven. In 1918 vestigde de schilder zich in Laren. Vanaf die tijd ontstonden ook veel Amsterdamse stadsgezichten. Musea: o.a. Singer Museum in Laren en Centraal Museum in Utrecht.