Louis Meijs werd geboren in Scheveningen op 31 maart 1902, als oudste van acht kinderen. Al op jonge leeftijd had hij een scherp oog voor detail en tekende en schilderde hij alles wat hij om zich heen zag. Zijn ouders stimuleerden hem hierin en voorzagen hem van de juiste materialen. Al op 8-jarige leeftijd maakte hij zijn eerste schilderij. Echter, toen Meys ouder werd en van zijn hobby zijn vak wilde maken, waren zijn ouders minder enthousiast. Het artistieke vak bood volgens hen te weinig toekomstperspectief , dus hij volgde een studie algemene machinebouw aan de MTS.
Later gevolgd door een studie aan de Akademie van beeldende kunsten in Den Haag. Meijs begon echter zijn carrière als technisch tekenaar, maar na negen jaar had hij er genoeg van. Hij werd lid van de Haagse Kunstkring en koos definitief voor een leven als kunstenaar. En niet onverdienstelijk: in 1934 vond zijn eerst solotentoonstelling plaats. Als veelzijdig schilder van landschappen, stillevens, portretten, stads- en zeegezichten, maakte Meys altijd vele schetsen en tekeningen, die hij in zijn atelier gebruikte bij het vervaardigen van zijn olieverfschilderijen. Een aardige anekdote is de kritiek die Meijs leverde over de ontdekking van een nieuwe Johannes Vermeer door de bekende museum directeur Bredius. Toen in 1938 Alle kunsthistorici en critici waren in dat jaar juichend over deze ontdekking. Alleen in de Haagsche Kunstkring waren kritische geluiden te horen. Op de ledenvergadering van deze Haagse kunstenaarsvereniging van 26 september 1938 vroeg de Haagse kunstschilder Louis Meijs (1902-1995) tijdens de rondvraag of het niet mogelijk was over de Vermeer in Boymans, die z.i. onecht is, een brochure samen te stellen. Hij vond dit: ‘een gelegenheid voor de Haagsche Kunstkring de grote trom te roeren’. Meys kreeg in deze vergadering nogal wat bijval. Deze brochure is er echter nooit gekomen; bestuursleden stopten de zaak liever in de doofpot.(21) In 1938 was Louis Meys in Nederland de enige die voor zover bekend de echtheid van de ‘Emmausgangers’ in twijfel trok. De Haagse kunstschilder Meijs was het dus oneens met de Haagse kunstkenner Bredius. Meijs hield van zijn eigen land en werkte altijd met plezier in zijn rustige atelier in Den Haag, maar hij reisde ook veel tijdens zijn leven. Zo bezocht hij Afrika, Italië, Duitsland, Griekenland, Amerika, Portugal en Israel. In 1939 deed de komst van de Nazi’s hem vluchten naar Frankrijk, waar hij enkele jaren zou blijven. Hij bleef hier actief schilderen en nam deel aan diverse tentoonstellingen, waar zijn werk goed verkocht. Verder stelde zijn vriend en collega Frits Klein (1898-1990) hem voor aan de weduwe en familie van Pierre-Auguste Renoir, waar hij goed bevriend mee raakte. Als mede oprichter van de Vrije Academie te Den Haag was Louis Meijs hier jarenlang docent. Veel kunstcritici vergelijken het werk van Louis Meijs met dat van de late Franse Impressionisten, maar zelf wilde Meys nooit tot een bepaalde groep of stroming gerekend worden. Hij haalde echter wel inspiratie uit het werk van Edouard Vuillard en Pierre Bonnard. Louis Meijs staat vermeld in de Jacobs en de Scheen. Was lid van de Haagse Kunstkring en Pulchri Studio. Zijn werk is ondermeer terug te vinden in Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam en het Gemeentemuseum van Den Haag.
Prijs Verkocht